Het kabinet Rutte 2 worstelt met de plannen over hervorming van het belastingstelsel. Toch zou het mogelijk moeten zijn om tenminste één knoop door te hakken: een evenwichtige heffing van de vermogensbelasting in box 3, stelt Z24’s Jeroen de Boer.
Het kabinet Rutte 2 heeft de afgelopen twee jaar een groot aantal structurele hervormingen tot stand gebracht:
- het pensioenstelsel is aangepakt (hogere AOW-leeftijd en beperking van de fiscale steun voor het pensioen van hogere inkomens)
- de huizenmarkt wordt hervormd (beperking hypotheekrenteaftrek en aanpak scheefhuren)
- de financiering van het hoger onderwijs gaat op de schop (sociaal leenstelsel)
- de arbeidsmarkt krijgt een opfrisbeurt (ontslagrecht via hetzij UWV of de kantonrechter)
Via een uitruil van pijnpunten hebben Mark Rutte (VVD) en Diederik Samsom (PvdA) substantiële deals kunnen sluiten. Maar daarmee is Rutte 2 niet uitgeregeerd.
Hervorming belastingstelsel: impasse
Een belangrijk dossier dat is blijven liggen, betreft het complexe Nederlandse belastingstelsel. Hoe dat aangepakt kan worden, is uitgebreid beschreven in dikke rapporten, onder meer door de Commissie-Van Dijkhuizen. Zie ook het artikel: Commissie wil lagere belasting op spaargeld en hogere btw.
Uit een op Prinsjesdag gepresenteerde brief van staatssecretaris Eric Wiebes van Financiën blijkt dat het kabinet er nog niet in is geslaagd echte keuzes te maken. Wiebes schetst een scala aan opties, maar stelt vervolgens dat er de komende maanden bekeken wordt wat haalbaar is. De facto betekent dit dat VVD en PvdA er in de afgelopen zomermaanden niet uit zijn gekomen.
Wie betaalt lagere belasting op arbeid?
Beide regeringspartijen willen inzetten op verlaging van de lasten op arbeid en ondernemen: daarmee kan de werkgelegenheid een positieve impuls krijgen en dat kan de Nederlandse economie goed gebruiken.
De lastenverlichting op arbeid moet volgens Wiebes voor het grootste deel — pakweg 10 miljard euro per jaar — komen uit het schuiven met andere posten. En daar begint het probleem, want lagere lasten op arbeid moeten ergens uit betaald worden.
De VVD denkt dan eerder aan het vereenvoudigen van — lees: snoeien in — sociale uitkeringen en verdere afslanking van de overheid. Verhoging van de btw, bijvoorbeeld door minder producten en diensten onder het lage 6-procentstarief te laten vallen, is ook een optie.
Verder snijden in de omvang van de overheid ligt echter zeer gevoelig bij de PvdA. Die partij heeft onder meer bij monde van voorman Diederik Samsom laten doorschemeren te willen kijken naar de vermogensbelasting. Een hogere vermogensbelasting is echter taboe bij de VVD.
Vermogensbelasting box 3
Voorlopig ziet het ernaar uit dat de patstelling rond de verlaging van de lasten op arbeid in stand blijft. Op dit punt hoeft niet al te veel te worden verwacht van Rutte 2. Maar dat neemt niet weg dat het mogelijk moet zijn op deelgebieden het fiscale stelsel aan te passen. De vermogensbelasting in box 3 blijft hierbij een voor de hand liggende kandidaat.
Belangrijk obstakel is dat de discussie over de vermogensbelasting vanuit de linkerhoek van het politieke spectrum sterk wordt gevoed door de bestseller van de Franse econoom Thomas Piketty over vermogensongelijkheid in de 21e eeuw.
Piketty is beducht voor sterkere vermogensconcentratie bij een kleine groep rijken die hun vermogen via erfenissen doorgeven. Cruciaal uitgangspunt voor de Franse econoom is dat de vermogensongelijkheid binnen generaties toeneemt. Dus: sterk ongelijke startposities.
Ongelijkheid in Nederland: geen Piketty
De Nederlandse situatie laat zich echter niet zo makkelijk in de mal van Piketty gieten. Hoewel de vermogensongelijkheid (exclusief pensioenen) op het eerste gezicht groot lijkt — 80 procent van het vermogen zit bij de 20 procent rijkste huishoudens — komt dit volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) voor een sterk deel door verschillen tussen generaties. Dat blijkt onder meer uit deze grafiek (klik voor vergroting).
Vooral het contrast tussen twintigers en dertigers met hoge hypotheekschulden en weinig vrij vermogen aan de ene kant, en babyboomers met schuldenvrije woningen aan de andere kant, is groot.
Met een zwaardere belasting op spaargeld en beleggingen in box 3 doe je daar weinig aan, omdat de positie van huishoudens op de woningmarkt de vermogensverschillen tussen jong en oud sterk bepaalt. Daarnaast geldt dat huiseigenaren doorgaans in de loop van hun leven 'rijker' worden naarmate ze een groter deel van de hypotheekschuld aflossen.
Het komt dus nogal krampachtig over om met Piketty in de hand te pleiten voor een hogere vermogensbelasting in box 3, zoals in PvdA-kringen wel gebeurt.
Kleine vermogens te zwaar belast
Aan de andere kant betekent dit niet dat de heffing in box 3 beter ongemoeid kan worden gelaten. Het systeem dat in 2001 is ingevoerd, wringt namelijk al jaren.
De heffing in box 3 gaat uit van een fictief jaarlijks rendement op vermogen van 4 procent waarover 30 procent belasting wordt geheven. Dit komt neer om een vermogensbelasting die effectief 1,2 procent bedraagt, boven de vrijstelling van ruim 20 duizend euro per persoon.
Vooral voor kleinere spaarders die dezer dagen tussen de één en twee procent rente krijgen op hun spaargeld, komt de heffing van 1,2 procent neer op een forse belasting. Daar heeft ook de Commissie-Van Dijkhuizen op gewezen.
Theoretisch kan Nederland kiezen voor een andere variant, waarbij alleen daadwerkelijke vermogenswinst (rente, koerswinst en dividend op aandelen) wordt belast. Maar dit maakt de belastinginning wel weer complexer.
Een heffing op vermogenswinst vereist dat belastingplichtigen jaarlijks opgave doen van hun rente-inkomsten, het rendement op aandelen en de ontvangen dividenden. De Belastingdienst moet vervolgens checken of dat netjes gebeurt. In de huidige situatie heeft de fiscus genoeg aan een vaste peildatum met de stand van het vermogen.
Andere verdeling heffing box 3
Met een beetje goede wil zouden VVD en PvdA het toch eens moeten kunnen worden over bijvoorbeeld een getrapte heffing in box 3.
Zo zou je, onder voorwaarde dat het totale bedrag van de fiscus ophaalt in box 3 ongeveer gelijk blijft (ruim 3,5 miljard euro per jaar), de indeling in box 3 als volgt kunnen aanpassen: bij vermogen tot een ton reken je met een rendement van 1,5 procent (belast tegen bijvoorbeeld 30 procent is dat effectief iets minder dan een half procent); bij vermogen tussen de één en vijf ton reken je met een rendement van 4 procent; en met vermogen boven de vijf ton met een rendement van zes procent.
Een dergelijk indeling sluit aan bij de vuistregel dat kleinere vermogens op spaarrekeningen thuishoren, middelgrote vermogens min of meer conservatief worden belegd en grotere vermogens wat risicovoller in aandelen gestopt kunnen worden, met op de langere termijn ook een hoger rendement.
Een hervorming van de vermogensbelasting in box 3 in deze lijn is mogelijk, als PvdA en VVD opnieuw bereid zijn tot een uitruil: de PvdA moet zich neerleggen bij het uitgangspunt dat de totale vermogensbelasting per saldo niet omhoog gaat; de VVD moet accepteren dat de heffing wat zwaarder komt te liggen op de hogere vermogensdelen die meer in aandelen worden belegd.
En nu maar afwachten of Rutte en Samsom opnieuw over hun eigen schaduw heen kunnen springen.
Lees ook
Prinsjesdag: belastinghervorming moet 100 duizend banen scheppen
Hervorming belastingstelsel: Wiebes wil eenvoud toeslagen kinderen en zorg
'Economie herstelt voorzichtig, zelfs consument haakt aan'
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl